Riesa
Zo op het eerste gezicht zag het stadje er rustig en vredig uit. En er komen genoeg vreemdelingen op doorreis gezien de drukte op het plein voor het stationsgebouw, mooi dan zou hij minder kunnen opvallen. Een herfst zonnetje kwam al te voorschijn en zijn maag begon ook te knorren. De halve reep die in zijn zak zat was al op. Op weg naar winkels of een bakker ofzo, hij passeert een blond meisje en zij lacht vriendelijk naar hem, hij lachte terug. Als hij nogmaals omkijkt, blijkt ook zij dit te doen en samen schieten ze in de lach. Hij besluit de stoute schoenen aan te trekken en haar te benaderen. Hallo, ich bin Jonas und du? Het meisje bloosde en zei dat ze Janneke heette. Nu moesten ze beide opnieuw lachen.
Jonas en Janneke.
Jonas zei dat hij gisteravond uit de trein was gestapt omdat hij dacht al op zijn bestemming te zijn, hij haalde een broodje en zag dat hij te vroeg was uitgestapt. Net toen hij terug keerde bij de trein, volgde het fluit signaal en de trein vertrok. Maar zijn bagage was nog in de trein, loog hij. Alles zat erin, paspoort etc etc, alleen een biljet van 20 in mijn zak. ‘Heb je al ontbeten, vroeg Janneke?’ Hij schudde van nee. Ze pakte zijn hand, komm mit mir. Jonas, vond het wel grappig dat een wild vreemd meisje, nou ja meisje, ze moet een jaar of negentien zijn hem zomaar aan de hand mee nam, dat had Ben moeten zien. Nu wist hij wel dat meisjes hem leuk vinden, lang, blond en staal blauwe ogen. De organisatie had hem om die reden ook vaker in gezet. Zijn looks waren een goede afleiding en zijn jonge onschuldige blik nog meer. Dit was voor hem dan ook de eerste keer dat hij daarvan gebruik maakte. Maar ze was ook erg mooi.
Janneke bleek aan de rand van Reisa te wonen, met haar ouders en jongere broertje. Ze sprak honderduit over zijn avontuur en in zo vlug Duits dat hij het amper kon volgen. Maar haar ouders geloofde zijn verhaal. Hij kreeg te eten, mocht even zichzelf wassen en haar moeder bracht een trui. Janus bood op zijn beurt, als dank, hulp aan de boer. Die deze met beide handen aanpakte. Het hooi moest naar zolder. Wat een geluk dat hij jaren bij tante Jo had mogen logeren en meewerken op de boerderij. Het gezin bood hem aan dat hij wel kon blijven slapen en wat helpen zodat hij wat geld kon verdienen om zijn reis te vervolgen en op zoek te gaan naar zijn bagage. Een mooi plan, ach in mijn bagage zat mijn paspoort maar mijn kleding was al oud. Daar verbleef Jonas toch maar mooi midden in Duitsland, redelijk anoniem. Er was werk, een super leuk meisje, genoeg redenen om nog even te willen blijven.
Verkeerd verbonden.
Heeft u telefoon vroeg hij aan de boer. Die antwoorden van nee, zulke moderne dingen hebben wij niet en ons huis ligt te ver weg van de aansluitingen. In het dorp, daar kan het wel. Samen met Janneke gingen hij op weg, handje in handje. Het was een mooi koppel, dat zag iedereen. Ze haalden boodschappen en hij droeg haar tassen. In het Deutsche Post Postamt, ging hij alleen liever naar binnen. Wacht je op mij, vroeg hij plagerig. Ondanks dat hij het in het Nederlands zei, begreep ze hem heel goed en knikte van ja.
Wat liep Duitsland dan weer achter op Nederland en Zwitserland, maar goed. Hij gaf het nummer aan de dame en ze verbond hem door. Het was ongeveer midden op de dag, dus was afwachten of iemand de telefoon zou opnemen. Maar daar was de vertrouwde stem van zijn Tante. Het was even stil en hij hoorde haar vraag maar half. In zijn ooghoek zag hij een van de mannen van de trein over het stationsplein, het station binnen gaan. Hij vloekte inwendig. ‘Jonas, ben jij het? Zeg wat jongen, Jonas!’ Ja tante ik ben het, hoe is het met u? Met mij gaat het heel goed, ik heb een leuk meiske ontmoet. Hij slikte nog net in “Duits”. Dan wordt het tijd om haar eens te komen voorstellen, maar pas wel op met hier naar toe komen! Nu was het Jonas die verbaast was en vroeg hoe bedoeld u tante? ‘Er waren twee heren hier op de boerderij, ze zochten jullie of liever gezegd jou!’ ‘Wat heb je gedaan Jonas of jullie?’ Waar is Ben, is hij bij jou?’ Tante Jo, vuurde al haar vragen op hem af. ‘Ze wilde niet zeggen waarom, maar dat ze je vriend Ben al hadden’. ‘Je hebt toch geen slechte dingen gedaan jongen, het leven is al zwaar genoeg hè!’
Hoe zagen de heren eruit Tante? ‘Ze waren niet van de Rijksrecherche toch of van uit waar kwamen ze?’ Zo ging het vragenvuur over en weer. Hij keek naar zijn Janneke die dan toch in beweging kwam om te kijken waarom het telefoongesprek zo lang duurde. Foute boel, de schrik sloeg om de hals. Achter haar stak wen man over in de richting van het postkantoor en Jonas constateerde dat het één van de mannen was die hij had gezien in de trein. Gauw keek hij de hal rond, daar was nog een uitgang. Er was geen tijd meer, nog voordat hij tante kon antwoorden was Janneke al bij hem maar ook haar vraag of het nog lang duurde beantwoorde hij niet en pakte snel de hand van Janneke en trok haar mee naar de andere uitgang. Keine Zeit, komm jetzt mit. Er zat voor Janneke niets anders op dan hem te volgen, zijn grip was zo stevig. ‘Drücke nicht so fest, du tust mir weh.’
De man stapte de hal in en keek rond, het blonde meisje dat voor hem het postkantoor in stapte zag hij nog net door de zijdeur verdwijnen. De hal was verder leeg, alleen bungelde daar een hoorn van een telefoon toestel. ‘Hallo, hallo.’ Er was iemand die nog aan de lijn hing. De man pakte de hoorn en luisterde. ‘Hallo, Hallo!’ Hallo sprak de man. Tante herkende de stem niet, dit was niet haar geliefde neefje. Ze had wel tumult gehoord, rennende voetstappen. ‘Hallo, wie is dit?’ Een mannen stem antwoorden haar. ‘Hallo met wie spreek ik dan wel?’ Tante was te opgewonden en zei dat ze net met haar neef spraak en toen was het gesprek over. ‘Mevrouw, er is hier niemand en heeft u wel door dat u met Duitsland verbonden bent?’ Nu was tante even stil. ‘Duitsland’ sprak ze verbaasd! Tante koos eieren voor haar geld. ‘Mijnheer, ik denk dat ik verkeerd verbonden ben geweest.’ Snel hing ze op. Dus haar neefje was in Duitsland, maar de man aan de telefoon sprak Nederlands met haar. Hij had geen accent. Het was haar duidelijk dat het geen toeval moest zijn geweest. Ze waren opzoek naar haar neefje maar waarom toch?
De man stond daar met de hoorn in de hand, de toon gaf aan dat de verbinding was verbroken. Een Nederlandse vrouw die duidelijk met een Nederlandse man, haar neef sprak. Het kan natuurlijk toeval zijn. De dame kwam achter het loket vandaan, gaat u het gesprek betalen vroeg ze. Voordat ze er goed en wel erg in had rende namelijk de jongen samen met een meisje ervandoor. Hij vroeg haar om een beschrijving. Een mooie lange blonde jongen, hij was niet van hier. Sprak netjes en beleefd en in goed Duits. Of er nog andere kenmerken waren? Daar zei ze, op de stoep staan de tassen van het meisje. Nee, het meisje kon ze niet. ‘Kunt u het nummer nog terug halen?’ Jazeker sprak de vrouw. ‘Verbind u mij dan nogmaals!’
De telefoon ging over, tante liet deze maar over gaan. Moet je niet opnemen sprak haar zoon tegen haar. ‘Nee, hier klopt iets niet.’ ‘Zometeen is het diezelfde man weer.’ Tante was resoluut. Eerst moest ze zekerheid hebben, maar hoe? Uiteindelijk hield het gerinkel eindelijk op. ‘Entschuldigung, die Verbindung wird nicht mehr hergestellt’ sprak de dame van achter het loket. Hij betaalde de dame en bedankte haar en hij kreeg het nummer mee op een briefje. Dat zoeken ze later maar even op, dacht hij. Het kan niet anders dat het hem was. Zo dichtbij, ergens in de omgeving moet hij dus zijn. Hij onderzocht de tassen met boodschappen, groente en fruit, brood van de bakker. De bakker zat om de hoek en waagde te vragen of hij het meisje net had gezien met een blonde lange jongen. Zijn Duits was niet zo best, maar hij redde het. De bediende knikte, Janneke zei hij! ‘Wo wohnt Janneke?’ Wat moet u met haar, vroeg hij? ‘Boodschappen, lassen steen’ en wees erop!
Toch vertrouwde de bediende deze vreemde man niet, wat moest hij met Janneke? Zijn antwoord over de boodschappen klonk gewoon vreemd. ‘Maar hoe komt u aan haar boodschappen?’ Het antwoord kwam twijfelachtig uit, iets geld geleend voor bellen. Ook dit antwoord beviel hem niet. Eerst Janneke met die blonde lange jongen hand in hand en nu deze vreemde Nederlandse man, die haar boodschappen had. Waarom had Janneke haar boodschappen achtergelaten bij het postkantoor zoals de man beweerde. Hij besluit de man te zeggen dat ze niet in Riesa woont maar in Prausitz, het laatste witte huis aan de Hauptstraße. Familie Kirschbaum. Met de Omni bus bent u er zo, halte Prausitz Kirche. Het busstation is bij het treinstation, zal ik u er even heen brengen en doet zijn schort resoluut af. Erg aardig zegt de man, maar ik weet waar het is. ‘Vielen Dank für Ihre Informationen. Du warst sehr hilfreich!’ En hij nam afscheid. De bediende volgt hem met zijn ogen, het plein over, zijn vader vraagt hem wat was dat nu? ‘Janneke woont toch gewoon hier!’ Ja vader, maar deze man deed raar, ik vertrouwde het niet. Er is iets met de jongen die bij Janneke was. Ik ga naar haar vader om hem waarschuwen. ‘Goed mijn jongen, maar kom snel terug het is druk.’ Zo snel als hij kon reed hij op zijn fiets het dorp uit. Hij had niet gezien dat de man, niet alleen het plein over stak, maar in het café op de hoek was gaan zitten. Zijn gevoel was juist geweest de jongen had gelogen.