Via een bekende kreeg ik een naam door, als er iemand zou willen praten is dat mijnheer Geluk wel. Het huisnummer wist deze persoon niet meer. Dus reed ik maar gewoon naar de straat toe in Doorn. Want iemand in de 90, die zal toch wel makkelijk te vinden zijn. De eerste deurbel die ik probeerde, speelde een waar orkestje af en kwam er een alleraardigst vrouw persoon aan de deur. De familie Geluk? Maar ze bleek deze niet te zijn, ze wees naar de overkant, of het hoekhuis of die ernaast. Wij spraken nog even over haar collectie tuinkabouters en over haar ziekte zoon, die nu zijn klus maatje in zijn eentje een afdakje stond af te timmeren. Het was alsof zij mij al jaren kon. Ik dankte haar voor het gesprek en vergat vooral niet te benoemen dat ik juist bij haar had aangebeld omdat het er zo gezellig uit zag. Het kost niets en deze mevrouw deed met een zachte duw en brede glimlach haar deur dicht.
Daar stond het, op nummer 46, Geluk. De over buurvrouw had het juist, niet het hoekhuis maar daarnaast. Ik keek even vluchtig door het venster, zag opgezette vogeltjes, een mooie Friese hang klok en meubels die in de jaren 50/60/70 al waren aangeschaft. Er woont hier in ieder geval een ouder persoon. Ik druk op de bel, geen reactie. Dit keer ga ik voor het venster staan en zie achter in de door zon kamer een ouder echtpaar, druk aan het sjorren aan een meubeltje. Maar ook de glinstering van de rand van een gehoorapparaat. Ze hebben de bel vast niet gehoord! Nogmaals druk ik, nu wat langer op de voordeur bel. Achter de ruit in de voordeur, verschijnt een gestalte die amper boven de brievenbus uit komt welke in het middel van de deur zit. Ze rammelt aan de voordeur, op slot. Onwillekeurig moet ik denken aan mijn ouders, daar kwam ook niemand voor om. En de kleine gestalte verwijderd zich weer, om terug te keren met de sleutel.
Goedemiddag mevrouw, bent u mevrouw Geluk vraag ik. Een voorzichtige glimlachen ontsnapt haar vriendelijke gezicht. Maar jongen het staat daar toch op het bordje. Das waar antwoord ik haar, maar kon ook zijn dat u op visite was bij mijnheer geluk. Nou zegt ze daar ben ik al meer dan 60 jaar mee getrouwd. Dan zit ik waarschijnlijk goed en zeg haar dat ik haar man wat wilde vragen, maar het is geen gemakkelijke vraag. Kom er dan maar in, zo op de stoep is dat ook zo wat.
Ik volg haar naar de woonkamer waar mij meteen opvalt dat alles een beetje raar staat. Sorry voor de rommel zegt ze, maar ik wilde de lage zit voor hebben en de hoge zit eettafel achter. Tja dat mag niet van mijn zoon, dat slepen, daar krijgt ik morgen natuurlijk voor op mijn donder. Zo ging het bij ons thuis ook, de winter en zomer opstelling. Ik help een beetje met rechtzetten. Zo kunt u zeggen dat u hulp hebt gehad.
Al die tijd zit haar man op de bank naar mij te kijken. Hij observerend mij en zegt zo is het wel goed, kom zitten. Ik ken jou zegt hij…verbaast kijk ik naar hem. Jij komt uit Driebergen, de Zonstraat. Ik zet mijn breedste glimlach op, dat klopt. Het verbaast mij, hoe helder deze twee personen samen zijn, zo blijkt beide flink in de negentig.
Hij vertelt dat hij een kameraadschap had met mijn oude overburen en dat hij mijn moeder kent die er altijd op de koffie kwam. En dat ze samen het huis hebben gebouwd. Veertig jaar verschillen wij in leeftijd, hoe bijzonder dat hij mij dan herkend. Je vader en moeder, harde werkers zegt hij, genoeg ellende ook, waar ze helemaal geen malle moer om kon doen.
Waarvoor ben je hier vraagt zijn vrouw en leg hen uit. De geschiedenis van mijn familie brengt mij naar u en ik hoop dat gezien uw leeftijd u het verhaal misschien kent en hij knikt instemmend. Ik heb je grootvader ook nog gekend, je grootmoeder ook. Wij woonde om de hoek. Een snelle rekensom, hij is 4 jaar ouder dan mijn moeder. Hij noemt mijn grootmoeder Cien, en daar spreekt liefde uit. Clasina heette ze voluit. En hij je grootvader was geen beroerde man. Het was arremoe in die tijd. Hij kon hard werken en zat ik het grondwerk. Hij was geen kwaaie als sommige in het dorp. Ja, hij koos voor de NSB en later SS, waar Cien het totaal niet mee eens was. Ach arme Cien, die zat tussen wal het het schip. Ze hebben hem omgelegd, wat had dat nou voor zin. Ik heb hem nooit op vuiligheid kunnen betrappen. Heel anders dan zijn vrienden en noemt de namen welke ik al wist. Hij zat ondergedoken jongen en Cien bracht hem soep. Tot op die dag, precies weet ik niet jongen. Dat ze terug werd gestuurd, dat het geen zin meer had.
Ik maak gebruik van de stilte en benoem zijn schuilplaats, ook die ik recent heb gehoord. Ja, bij de moerbei en de kaap, maar hierboven op Hoog Moesbergen hebben ze hem vermoord, want dat is het jongen. Weet je zegt hij, ik mannen gesproken die gevangen zaten in Kamp Amersfoort, die spraken over Gerrit Pitlo, dat was geen beroerde, hij liet voedsel over de hekken gooien. Zag veel zaken door de vingers. Hij heeft daar zich niet schuldig gemaakt aan het doodschieten van gevangenen.
In mij brand er opeens een vuur, alle losse details welke in had zijn ineens aan elkaar geregen door hoe deze man over mijn grootvader spreekt. Hij deserteerde destijds, niet omdat hij laf was, maar te zacht en liet te veel door. Als straf zou hij moeten gaan naar het Oostfront. Daarom dook hij onder jongen.
Weet u, waar hij is misschien, vraag ik voorzichtig en wie de mogelijke daders zijn? Dat is wat ik probeer te achterhalen, voor mijn moeder. Leeft je moeder nog? Nee, schuld ik, ik ben het enige kind dat de oorlog heeft meegekregen. En heb haar beloofd te proberen wat de waarheid is en heel misschien hem terug te vinden. Ik
Vertel hem dat Cien na de oorlog is ook is opgepakt, het doet hem zichtbaar wat. Hij kent zoveel mensen in de dorp, omdat hij meeging als loop jongen met de boodschappen. Ze heeft niets gedaan was geen lid en er flink op tegen, zegt hij. En ik vertel over het kinderkamp waar mijn moeder in zat met haar zus. Mijn moeder en de hare waren vervreemd van elkaar juist daarom ook. Je moeder had een gouden hartje jongen. De razzia in a Doorn zegt hij ik heb het gezien, hoe vrouwen werden kaalgeschoren en waarom nu. De Duitsers waren nog niet zo verkeerd, ze zaten overal ingekwartierd. Hadden discipline, heel anders dan de los bondige Canadezen.
Voor het gesprek wist ik dat zijn familie goed was, maar nu proef ik toch iets heel anders. Zijn buurman was fout maar blijkt ook familie door een stiefvader. Deze man, nog een tiener na de oorlog, laat mij in een familie twee kanten van de oorlog zien. Maar zonder het oordeel. Wat een mooi inzicht.
Ik vraag hem, als hij het wil vertellen, of hij weet heeft van mogelijke daders. En ik benoem de twee namen welke mijn moeder mij genoemd had. Meteen slaat hij aan op de commandant. Dat was geen lieverdje, sadist bijna, veel leed veroorzaakt. Hij moest dan zogenaamd goed zijn. En hij vertelde dat ze aan hem deze vraag als een gesteld was, waar ligt eigenlijk die Pitlo. De verzetsman, was voor familie bezoek en de bijeenkomst oud verzetsstrijders vanuit USA naar Nederland gekomen. Hij heeft het gezegd, hier boven zei hij, kopje kleiner gemaakt. Hij wijst naar het landgoed achter zijn huis. Precies daar waar een van zijn laatste schuilplaatsen is geweest.
Dit is een uit tweede hand bekentenis en hij spreekt over meerdere daders, ook twee broers die erbij betrokken waren. En Jan, vraag ik? Hij gaat op de punt van de bank zitten…dat was een echte kwaaie, geen respect. De zoon van de kolenboer. Wat een raddraaier. Hij is er zeker toe in staat geweest. De namen jongen, het zijn er zoveel en je moet weten dat ik op de grote vaart ging. Dus was amper in Doorn, dat zei ik toen nog tegen je moeder, die antwoorden dan had je geluk.
Hij noemt mij nog zoveel namen en stukjes geschiedenis en zijn vrouw zegt dan ook, hij zou een boek moeten schrijven, hij heeft er nu de tijd voor. Hartelijk lachen wij en ik geef aan graag nog eens op de thee te komen. Wat zijn deze mensen goud, een leven vol herinneringen en gewoontes, maar trouw aan zichzelf. Hun berusting voelt als thuis komen.
Mijn volgende stop is het bos in, wandelen waar hij mogelijk zichzelf schuil hield en ook de dood vond. Iedereen wist dat hij dood was, maar iemand bracht hem thuis of gaf aan waar hij begraven is. Een vermissing die zijn stempel van de ontzegging van rouw, als een sluier over ons heen heeft gelegd.